Bij het (her)lezen van Hein’s boeken kwam ik regelmatig mooie en treffende uitspraken van hem tegen. Zij die hem persoonlijk gekend hebben zullen zijn droge humor herkennen in sommige van zijn uitspraken. Bij het schrijven van zijn boeken in zijn laatste levensjaren kon hem enig literair talent en gevoel voor beeldtaal ook niet ontzegd worden.
In deze bijdrage heb ik Hein’s mooiste uitspraken en zinnen uit zijn eerste drie boeken gelicht. Ze kunnen tevens prima fungeren als pointers of reminders naar zijn werk. Met name uit zijn derde boek, ‘Atheïst, maar niet goddeloos’(2006) heb ik veel treffende en gevleugelde uitspraken kunnen halen; het kan de lezer die niet vertrouwd is met dat boek een indruk van de inhoud geven. Veel leesplezier!
Uit ‘Leeg en bevrijd’ (2004):
Wat ik schrijf is geen boodschap voor anderen, want ik geloof niet in boodschappen, behalve die ik moet doen in de supermarkt. (p.12)
Ik moest gewoon vaststellen dat het begrip ‘god’ me was aangepraat, in mijn geest was geplant. God was gewoon een implantaat. (p.17)
Toch heb ik tijdens mijn heel verblijf in Canada nog aan theologie gedaan, maar dan meer zoals een archeoloog kijkt naar een mummie…Theologie is denken en redeneren over god. (p.19)
Ik moest mettertijd nochtans constateren dat ‘godgeleerden’ over god bleven praten alsof zij bij hem op schoot hebben gezeten. (p.21)
Meister Eckhart constateerde ook dat voor de meeste mensen de god, die zij zich voorstellen, een soort melkkoe is. Stroomt de melk, dan is het: god, mijn vader, halleluja, en is er niets aan de hand. Maar zodra de melk niet meer stroomt, verdwijnt met de melk ook de koe. (p.24)
Stel dat een beroemd acrobaat een koord spant tussen twee wolkenkrabbers in een grote stad. Moeiteloos loopt, danst en springt hij van de ene naar de andere kant, neemt het daverend applaus in ontvangst, komt naar beneden en zegt daar tegen de toeschouwers: ‘Ik kan jullie in een kruiwagen over dat koord veilig naar de overkant rijden. Geloven jullie dat?’ Dat geloven ze allemaal. ‘Willen een paar vrijwilligers naar voren stappen?’ Ik hoef niet te vertellen hoeveel vrijwilligers die man krijgt. En toch zeggen ze allemaal dat ze het geloven. Dit verhaal geeft zo ongeveer het verschil aan tussen het ‘credo-geloof’ en een echt geloof, als een overgave van de totale mens. (p.48)
Ook van hoop blijft er na een ontwaken niet veel over. Hoop sluit verlangen en toekomst in. Het eerste is er niet meer en het tweede is net zo irreëel als het zogenaamde geloof in een levensbeschouwing. (p.48)
Zou het voor iemands persoonlijke bevrijding en het koninkrijk der hemelen noodzakelijk zijn om een examen theologische wereldbeschouwing te moeten afleggen en daarvoor ook nog te slagen? (p.59)
Uit ‘De andere god’ (2005)
Na die god definitief verloren te hebben en wellicht doordát ik ‘hem’ verloren had, heb ik iets ontdekt in mezelf, dat ik het ‘naamloze’ ben gaan noemen, iets eindeloos, iets adembenemends eigens van mezelf, iets warms, datgene van mezelf, wat ik onmogelijk zou kunnen bezoedelen met de titel ‘god’, zoals die gepresenteerd wordt door de godsdiensten. Ik heb er maar één woord voor: ‘Het naamloze’. Welnu, dit naamloze ben ik gaan zien als ‘de andere god’. Met mijn verstand ken ik dat naamloze niet. Ik heb er geen enkele informatie over. (p.13)
Missionering van de eigen enig ware god is niet alleen een consequent gevolg van een monotheïstisch systeem, maar een verplichting…Verkondiging van de ene ware god is tegelijkertijd ook een latente oorlogsverklaring aan allen, die deze éne, ware god niet aanhangen. (p.15)
Als paarden een god zouden hebben, zouden ze die dan tekenen als een superhengst? Als koeien een god zouden hebben, zouden ze deze dan tekenen als een superstier?…als driehoeken een god hadden, zou deze drie zijden hebben…Pas wanneer superman verdwijnt, zal het echte Naamloze tevoorschijn komen, ongezien, onbegrepen, maar…daar! En…je zult het weten! (p.17)
Zou het niet zó zijn, dat we god niet konden kennen omdat hij de totaal eigene was. (p.26)
Hoop is de neurotische energie, waarop het schip blijft varen. (p.74)
Toen ik thuis kwam in de natuurlijke staat kwam ik ook thuis in natuurlijke moraal, zoals die in je ‘mens zijn’ geschreven staat, onbezoedeld door godsdienstige stoorzenders…Ze is als de ademhaling. Die beoefen je toch immers ook niet. (p.121)
Trouwens wat die hemel betreft – en dat geldt ook voor de hel – , die stukken onroerend goed liggen niet buiten mij, maar binnen in mij. Ook daar was het mij om te doen in dit boek. (p.121)
Uit ‘Atheïst, maar niet goddeloos’ (2006):
Atheïsme is een negatieve term die betekent dat iemand het stelt zonder de kluisters en de handicap van een traditioneel, aangepraat buitenaards goddelijk wezen dat wordt gezien en behandeld als een ‘iemand’ met alle absurde gevolgen van dien. En vanzelfsprekend ook zonder de zogenaamde openbaringen van zo’n niet bestaand wezen, dus zonder tempel, kerk en moskee. (p.7 en 8)
Monotheïsten doden elkaar om theologie, en sterven vervolgens van honger. Wezens van een andere planeet zouden dit nooit geloven. (p.9)
Monotheïsme is per definitie een splijtzwam, geen religie, geen heler, geen vredestichter. (p.9)
Religie betekent ‘weer met elkaar verenigen’, eerst en vooral dus ‘helen’, ‘het herenigen van de brokstukken in mezelf’, ‘het weer heel maken en bij elkaar brengen van hoofd, hart en gevoel’, en ten tweede ‘het bij elkaar brengen van mensen’. In die eerste, ware betekenis is religie een hoogst persoonlijk therapeutisch proces en heeft dus totaal niets met een ideologie over god of met een godsdienst te maken. (p.9)
Zonder imponerende, dramatische franjes hebben normen en waarden geen gewicht. Zou je een rechtbank kunnen voorstellen met ongeschoren rechters in spijkerbroek, T-shirt en een tatoeage op de bovenarm? Of de dames rechters in bikini en een ring in de navel? Ze zouden geen enkel gezag uitstralen en dat ook niet hebben. En wat te denken van een geloofspunt, ex cathedra uitgevaardigd door de paus in bermudashorts, vanuit een luie stoel met parasol in Castel Gandolfo? Normen en waarden eisen nu eenmaal ceremonie en theater. Ik ben tot de conclusie gekomen dat de textielindustrie de belangrijkste basis is voor het handhaven van normen en waarden en gezag. (p.26 en 27)
De monotheïstische ideologie is een van de ernstigste ismen en besmettingen van deze planeet gebleken. (p.29)
Lang geleden ben ikzelf mijn monotheïstische levenswijze gaan ervaren als een door besmetting opgedane aandoening die een gevaar begon te betekenen voor mijn eigen geestelijke gezondheid en integriteit. (p.30)
Een andere constatering mijnerzijds is dat ik geen overtuigd en consequent monotheïst kan zijn en tegelijk in vrede kan leven met de rest van een wereld die mijn gedachtegoed niet deelt. (p.30)
Hoe strenger iemands orthodoxie, hoe groter mijn twijfel over diens naastenliefde. (p.31)
Binnen een consequent monotheïsme is alleen chauvinisme voor de eigen groep mogelijk, dat dan voor liefde doorgaat. Liefde voor outsiders is verraad. Waarachtige liefde die geen groepen kent, kan daar geen wortel schieten. Als dat toch gebeurt, dan is dat niet vanwege het monotheïsme, maar desondanks. (p.31)
Denkmodellen zijn mentale constructies…Eigenlijk zijn denkmodellen, ook wel ideologieën genaamd, algemeen aanvaarde manieren om onszelf voor de gek te houden. (p.43)
Een kind in zijn bedje is bang voor de boeman, trekt de lakens over zijn hoofd en voelt zich veilig, maar die lakens bieden geen veiligheid als de boeman echt zou zijn. Een denkmodel is zo’n laken. (p.43 en 44)
Laat gewoon je meningen vallen. Wat zijn meningen anders dan dualistische hersenspinsels? (p.48)
De moslimhel zit vol christenen en joden, de jodenhel zit vol moslims en christenen en de christenhel zit vol moslims en joden. (p.69)
Het verschil tussen de godsdienstengod en die andere god is het verschil tussen een schilderij van de oceaan en de oceaan zelf. (p.73)
Tegenwoordig zijn de gekste handelingen voorzien van het etiket ‘spiritueel’. Als je in de tuin naar de roep van een koekoek in de verte staat te luisteren is er niets aan de hand, maar zodra je dat doet geknield en met opgeheven handen, dan ben je spiritueel bezig. Als je naar het toilet gaat en je brandt wierook, dan is er natuurlijk wel een geurtje in de lucht, maar iedereen begrijpt dat. Plaats je echter bij dat wierookstokje een klein boeddhabeeldje, dan ben je spiritueel bezig. (p.86)
Hij die de god daarbuiten heeft verloren, vindt de god binnen, die met overweldigende kracht en intelligentie handelt en waaraan hij gewoon deelneemt. Als die kracht niet geblokkeerd wordt, hoeft nooit iemand zich over wat dan ook druk te maken. Ze is het geloof van een kind dat zich overgeeft in de armen van zijn moeder. Dat is geloof. Al het andere is cultuur. (p.89)
Elk denkmodel, elk verklaringsmodel, elke ideologie, elk geloof is dualistisch en heeft daarom per definitie een vijand of een duivel nodig. (p.89 en 90)
Zonder vijand geen isme. Eigenlijk zijn alle ismen in wezen onderling inwisselbaar. Je hoeft alleen maar Jan Klaassen telkens een andere naam te geven. (p.90)
Wat er ook gebeurt, het is mijn werkelijkheid. Mijn echte lijden, mijn echte probleem begint pas, als ik een andere werkelijkheid najaag die momenteel niet de mijne is. (p.95)
Het goddelijke is overal, maar is aan niets gebonden. Het creëert wat er maar te creëren valt, maar hecht zich niet aan wat het creëert. (p.99)
In leegte heerst gelijkmoedigheid. Je wordt geleefd door iets in jou waar je geen controle over hebt, maar je zou het niet anders willen. (p.99)
Leegte is een noodzakelijke conditie geworden om echte, diep gevoelde vrede te genieten omdat je niet gebonden meer raakt en rustig ontbering kunt aanvaarden zonder in een gat te verdwijnen. Je lacht totaal als er te lachen valt, je huilt zonder voorbehoud als je verdrietig bent, je vloekt als je plotseling schrikt, je bent blij, je bent bedroefd, en al deze bewegingen vallen in de leegte als druppels water op een gloeiende plaat. Een sisser en ze zijn voorbij. (p.100)
Als leegte, ofwel de goddelijke kant van je geest de menselijke kant overvalt, zou je eigenlijk met de ogen dicht de sprong moeten wagen. Het wagen van die sprong noem ik ‘geloof’. (p.101)
In mijn denkwereld is het goddelijke noch moreel, noch immoreel. Het is amoreel. Het heeft niets met mijn regeltjes en fatsoensnormen te maken, noch met de dogma’s van de paus, noch met de fatwa’s van imams. (p.103 en 104)
Mocht dit geschrift ooit het levenslicht zien, dan hoop ik dat het een goede verstaander vindt en dat ik zelf een redelijk verteller ben geweest. (p.102)
Hee Win, graag gelezen! Lieve groet, Astrid
Dank Astrid! Liefs terug
Wat toch een mooie uitspraken van Hein Thijssen …. ben benieuwd naar zijn (volledige) boeken !
Fijn dat u dit geplaatst heeft in uw blog. Dank daar voor.
Dank voor uw reactie! Hartegroet, Win
Een prachtige serie mokerslagen, Win. Ik was toch een beetje vergeten hoe Hein altijd mijn lachspieren wist te bewerken. Op de best mogelijke manier: bevrijdend.
Dankje voor je reactie, Paul! Groetjes, Win
“Laat gewoon je meningen vallen”.
Hein zegt niet dat je geen mening moet of mag hebben.
Je hebt namelijk altijd een mening.
Het is fantastisch wanneer je beseft dat elke mening, echt elke mening, alleen maar een mening is,… slechts een gedachte, een constructie.
Net zoals Hein zag, dat “god” een gedachte-constructie is; een mening.
Te gek dat daar zelfs oorlogen voor gewoed hebben. En nog steeds gevoerd worden! Oorlogen voor slechts persoonlijke meningen.
Treffende reactie, Piet. Niks aan toe te voegen. Bedankt!
Het doet wel het ergste vrezen; wanneer de textiel industrie de belangrijkste basis is voor onze opvattingen over hoe we ons het beste kunnen gedragen.
Het is een opmerkelijke observatie van Hein Thijssen.
Het cynisme vierde hoogtij.
Deze vraag komt op: bestaat er een basis voor onze opvattingen.
Bestaat er een vorm van zekerheid?
Wil een blogvolger met mij aan deze vraag peuteren?
We worden onzeker wanneer het daglicht wijkt en de nacht, het zwarte gat, verschijnt. Het ondoordringbare grijs, het stille is de zekerheid; het blijvende.
Woorden, opvattingen, meningen zijn ‘niet het ding’. Voorbij het denken, in de wereld van ‘het niet-denken’ is er Zekerheid.